Oud-rechercheur X. meldt zich bij mij op kantoor. Hij heeft een artikel in de krant gelezen over mijn boek over Fashion, het roemruchte jongerencentrum waar in 1971 een moord werd gepleegd. Hij wil daarover graag iets kwijt. In zijn tas zit een plakboek uit die periode. Het is slechts een klein deel van een meterslang archief dat zijn 40-jarige loopbaan bij de politie beslaat.
X. kende de vaste bezoekers van Fashion bij naam. De harde kern, die vaak wat op zijn kerfstok had, was in het politiebureau op de foto gezet. ‘Vaak jongens uit goede milieus die waren ontspoord. Een groot aantal had later een prima functie in de maatschappij. Door de drugs en de enorme vrijheid waren ze de weg kwijt geraakt. We hadden contact met ze, maar het was een heel gesloten groep’, vertelt de politieman in ruste.
Uit het archief komt opeens een uniek stuk tevoorschijn. Een brief aan X, met de hand geschreven door de Fashion-bezoeker die later verantwoordelijk bleek voor de moord van 1971. Het is een excuusbrief. De man, laten we hem Y. noemen, had zich op de politiebureau misdragen door twee politiemensen voor SS’ers uit te maken en de toiletpot in zijn cel te vernielen. Daarbij had hij de inhoud van de pot op zijn gezicht gekregen. Meneer Y. wilde het weer goedmaken met rechercheur X. Hij stelde daarom de closetpot van zijn woning aan de Langelermaatweg voor het politiebureau beschikbaar. Die was namelijk nog als nieuw en het huis zou toch binnenkort gesloopt worden. Het plaatsen van de pot zou kunnen gebeuren door ‘een potlood kauwende ambtenaar’. Een mooi gebaar. Eigenlijk was Y. helemaal geen slechte jongen…