Hij schrijdt naar boven. De oneindige trap op, smal en schemerig. Totdat het platform in de toren is bereikt. Frisse lucht. Hij klautert verder. Nog twintig treden, steil omhoog. De wind loeit om zijn benen. Eindelijk bereikt hij zijn privédomein, een plek waar verder niemand komt. Dit is de nok van de stadhuistoren, bijna 50 meter bovengronds.
Beiaardier Roel Smit is een bevoorrecht mens. Onder werktijd geniet hij van het mooiste uitzicht van Hengelo. Nee, van hoogtevrees heeft hij geen last. Zijn voorganger wel. Die besteeg de cabine altijd met samengeknepen billen.
De beiaardier is een anoniem artiest. Niemand weet wie hij is, niemand heeft gevraagd om zijn muziek. Voor hem na afloop geen applaus, geen bewonderende blik, geen commentaar. Het is een eenzaam bestaan op grote hoogte. Maar dat weet je als carillonbespeler. Je speelt over de hoofden heen. En dan maar hopen dat ze het mooi vinden, daar beneden.
Misschien was dat de reden voor dat ene moment van onbescheidenheid. Toen het carillon onlangs nieuwe klokken kreeg, besloot de beiaardier er eentje te sponsoren. Zijn naam leeft nu voor eeuwig voort, aan de binnenkant van het allerkleinste klokje: Roel Smit schonk mij.
Het is een van de vele verhalen over het stadhuis die straks te lezen zijn in mijn boek dat in september verschijnt. Aanleiding is het 50-jarig bestaan van het Hengelose stadhuis, dat niet alleen een stapel stenen is maar vooral ook een rijke verzameling bijzondere verhalen.