Bij het zien van de beelden van de Berlijnse muur denk ik terug aan de ontmoeting met een Oost-Duitse vrouw eerder dit jaar. Ik sprak haar in het Mauerpark in de Duitse hoofdstad, waar allerlei herinneringen naar boven kwamen. Natuurlijk was ze op 9 november 1989 met haar man naar de Kurfürstendamm gereden om de vrijheid te vieren, vertelde ze. Ze had geen idee waar de Ku’damm moest zijn, want op de Oost-Duitse kaarten stonden geen West-Berlijnse straten getekend. Door alle Trabantjes te volgen bereikte ze haar doel. Er werd gedanst, gezongen, sekt gedronken. Maar de meeste indruk op mij maakte ze door die beklemmende sfeer van de Muur te beschrijven. Ze woonde jarenlang slechts tientallen meters van de grens. West-Berlijn was dichtbij, maar tegelijk onbereikbaar. In haar dromen komt nog regelmatig het geluid van kettingen voor. Kettingen waaraan de honden vastzaten die DDR-burgers met vluchtplannen moesten afschrikken. Het geluid van die ketting stond symbool voor de gevangenis die Oost-Berlijn was voor haar. En terwijl ze dat zei, sloeg ze haar arm om haar kleinkind en zei ze: ‘Zij heeft dat gelukkig nooit hoeven meemaken.’