Soms is de werkelijkheid nog absurder dan de wildste fantasie. Het overkomt me regelmatig bij het schrijven van mijn boek over de Fashion-moord in het gelijknamige Hengelose jongerencentrum. Hoewel die gebeurtenis ruim 40 jaar geleden plaatsvond, houdt de zaak tot op de dag vandaag veel mensen bezig. Ik krijg mailtjes en telefoontjes van Fashiongangers en politiemensen van toen, maar ook van mensen die nooit een stap hebben gezet in het Paradiso van het Oosten.
Zo kan het gebeuren dat een onbekende vrouw belt. Ze heeft een dag eerder gewandeld in een bos bij Boekelo. Het was de plek waar ze als jong meisje veel kwam en altijd een onbestemd gevoel had gehad. Alsof er iemand begraven lag. Toen wist ze nog niets van Fashion en de moord. Nu wel. Nu belt ze. Want ze heeft tijdens een zondagse wandeling in datzelfde bos, niet ver van de A35, een zwart doek half onder de grond gezien. Meteen legt ze de link met Fashion en denkt ze aan het lijk dat hier ergens zou zijn begraven door de daders. Het zou toch niet…?
Ze vraagt me in wat voor soort doek de vermoorde Jatti was gewikkeld in die beruchte nacht, op 3 maart 1971. Misschien moet je maar eens gaan kijken, vertelt ze erbij. Waarna ze per mail een gedetailleerd kaartje van de bewuste plek stuurt. Als ik de telefoon heb neergelegd en even later het mailtje open, bekruipt me een gevoel van huivering. Wat nu? Gaan kijken of de verbeelding het werk laten doen? Het antwoord staat in mijn boek over de Fashionmoord. Een boek dat vertelt wat het jongerencentrum betekent in de levens van een aantal betrokkenen. Nog dit jaar ga ik het afronden.