Ik heb nooit iets met metalmuziek gehad, maar sinds kort luister ik er anders naar. Dat komt door mijn interview met Oldenzaler Martin van Drunen voor Tubantia. In de scene is hij een held, ook ver buiten Nederland. Martin vertelde me hoe hij met z’n band Asphyx optrad in Santiago de Chile. Een Chileense fan, die 1.000 kilometer had gereisd voor het concert van de Twentse metalband, barstte in tranen uit na een backstage knuffel met frontman Martin. Die dingen gebeuren dus.
Van Drunen kan haarfijn uitleggen waarom hij al op jong leeftijd geraakt was door de metal. ‘Ik flipte als puber helemaal uit op zo’n teringlading kabaal. Ik zat vol testosteron, frustratie en agressie. Als ik een half uur op mijn kamertje had staan te headbangen, was het weer goed. Dan had ik geen behoefte meer aan vandalisme, zoals veel leeftijdsgenoten. Metal was voor mij een gezonde uitlaatklep.’
Twente heeft al die tijd een grote scene van metalheads gehad, die terecht konden in Metropool in Hengelo en Atak in Enschede. Martin van Drunen heeft wel een verklaring voor de metalliefde in deze regio. ‘In Engeland leefde metal in de jaren tachtig vooral in oude industriesteden als Leeds en Birmingham, waar de fabrieken en mijnen dichtgingen. De muziek was voor mensen een uitlaatklep tegen het establishment. In Twente zag je toen de textielindustrie in Almelo en Enschede omvallen en de metal opkomen. Dat heeft volgens mij met elkaar te maken. Amsterdam bijvoorbeeld is helemaal geen stad voor metal. Rotterdam als arbeidersstad juist wél.’