Met een brede grijns staakt hij het vegen van de haren op de vloer. De bezem stokt, zijn hand gaat uit en hij stelt zich voor. ‘Hallo, ik ben Mustafa!’ Uitnodigend gebaart hij naar de lege kappersstoel naast hem. Een ouderwetse stoel zoals je die zelden nog ziet. Verbouwereerd noem ook ik mijn naam. Nooit eerder gedaan bij een bezoek aan de kapper.
Nietsvermoedend was ik hier naar binnen gegaan, gelokt – als echte Nederlander – door de scherpe prijs voor een knipbeurt: 10 euro. Het staat op het bord voor zijn nieuwe zaak aan de Deldenerstraat. Kan nooit weggegooid geld zijn, want aan mijn kapsel (door de natuur zo bepaald) valt weinig te verknoeien. Ik vlei me dus neer in de stoel en voel me meteen gast. Geen klant. Mustafa heeft zich voorgenomen om het elke bezoeker naar de zin te maken. Hij moet het hebben van de service. Niet van zijn grappen, praatjes over het weer of mooie volzinnen. Mustafa spreekt namelijk gebrekkig Nederlands. Vier jaar geleden kwam hij vanuit Turkije naar Hengelo, om te werken in een metaalfabriek. Geestdodend werk, vond hij. Liever ging hij in de weekends familie en vrienden knippen. Mustafa is een mensenmens. Nu heeft hij de sprong gewaagd naar het ondernemerschap.
Mustafa is anders dan de andere kappers die ik ken. Alleen de inrichting al. Waar vind je aan de muren van een kapsalon twee Perzische tapijtjes? En waar kun je je laten scheren voor 5 luttele euro’s? Nergens, zegt Mustafa trots. Maar de grootste attractie moet nog komen aan het eind van mijn knipbeurt. De haartjes zijn geknipt en geschoren, zelfs in oor en neus. Zit allemaal bij de prijs in, grijnst de kapper. Als een Hans Klok tovert hij een minifakkeltje tevoorschijn en steekt het aan. Het vlammetje gaat wapperend langs mijn oren. Hete lucht die de laatste haarrestjes verschroeit. Dat ruik je meteen. Bij het afscheid krijg ik weer een hand en een glimlach. Plus een kortingskaartje: scheren, wassen en knippen voor 15 euro. Als mijn baard flink is gegroeid, ga ik weer. Naar Mustafa en zijn nu al befaamde fakkeltruc.